Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [50]Het vruchtbaar land [51]tot zouten [grond], om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 50. Hetgeen hier gezegd wordt, blijkt aan het Joodse land, hetwelk eertijds zeer vruchtbaar geweest is, maar nu is het zeer onvruchtbaar, woest en dor. 51. Hebr. tot zoutigheid; dat is, tot een zout, onvruchtbaar land. Alzo ook Job 39:9; Jer.17:6; want zoutigheid veroorzaakt onvruchtbaarheid. Zie Deut.29:23; Richt.9:45.